Waar begin je een verhaal over geschiedenis? Tot een eeuw of twee geleden zou dat niet zo moeilijk zijn: bij Adam en Eva en de verdrijving uit het paradijs. Maar je moet wel een zware christen-fundamentalist zijn om nu nog vol te houden dat de menselijke geschiedenis daar, volgens de creationisten zo’n 6000 jaar geleden, is begonnen. Toch is het verhaal van Adam en Eva ook historisch een interessant verhaal. Zoals verderop in dit stuk zal blijken.

Maar eerst terug naar het begin: het ontstaan van de mens.

Wetenschappers zijn het er tegenwoordig wel over eens dat de moderne mens (homo sapiens) ongeveer 200000 jaar geleden is ontstaan in het oosten van Afrika. Fossielen, DNA-onderzoek en klimaatstudies wijzen allemaal in die richting. De oudste fossielen zijn gevonden bij de Omo-rivier in zuidwest Ethiopië. Er leefden toen overigens nog enkele andere soorten mensachtigen, waaronder de Neandertaler, die later allemaal zijn uitgestorven.Hard werken

Ongeveer 80000 jaar geleden trokken groepen homo sapiens van Afrika naar het Arabisch schiereiland en verspreidden zich van daaruit over de hele wereld. En belangrijke stap in de ontwikkeling was het gebruik van taal, een ontwikkeling die zo’n 65000 jaar geleden zijn beslag heeft gekregen.

Een beslissende stap

Een andere beslissende stap was de ontwikkeling van de landbouw. Dit is op verschillende plaatsen op aarde onafhankelijk van elkaar gebeurd. Voor het eerst gebeurde dit ongeveer 11000 jaar geleden in de vruchtbare halve maan, het gebied in het Midden-Oosten dat bestaat uit het gebied van de rivieren Eufraat en Tigris, het huidige Syrië, Libanon en Israel. De gevolgen waren groot: de mens vestigde zich op vaste plaatsen en de landbouw maakte een sterke bevolkingsgroei mogelijk. Mede daardoor ontstonden gespecialiseerde beroepen zoals handwerkslieden, priesters en soldaten. Die specialisatie leidde uiteindelijk tot steden, koningen en andere leiders, handel en het ontstaan van wereldrijken. Een grote stap voorwaarts voor de mensheid, maar was het ook een stap voorwaarts voor de individuen en groepen die overgingen naar het bestaan van landbouwer? Dat valt te betwijfelen. De boeren in het Midden-Oosten waren kleiner van stuk, minder goed gevoed en hadden meer ziekten dan hun voorouders die jagers en verzamelaars waren. Hetzelfde patroon is opvallend genoeg te zien in het middeleeuwse Oost-Duitsland en Polen: onder impuls van duitstalige edellieden en bisschoppen en andere immigranten worden de bossen en moerassen ontgonnen. De boeren blijken ook hier kleiner van stuk en minder gezond dan de jagers-verzamelaars die zij verdreven. Het is ook wel logisch: jagers-verzamelaars hebben een veel gevarieerder dieet met fruit, zaden, noten, wortels en vlees van verschillende soorten dieren. De boeren produceren weliswaar voedingsmiddelen met een hoog aantal calorieën, zoals graan, maar hun dieet is veel eenzijdiger en door de permanente nabijheid van huisdieren krijgen virussen en bacteriën veel meer kans zich aan te passen aan de mens. Dat betekent: meer mensen, die minder gezond zijn en veel harder moeten werken. Want landbouw is hard werken, vooral bij de grondbewerking en bij de oogst.

In het zweet werken

Dus waarom ruilden de jagers-verzamelaars hun gezonde dieet en relatief makkelijke leven in voor een bestaan waarin ze in het zweet huns aanschijns de grond moesten gaan bewerken? Zeker in een gebied als de vruchtbare halve maan met een overvloed aan verschillende eetbare planten en dieren? Daarvoor moeten we kijken naar het klimaat. Na de laatste ijstijd, in de periode van 16000 tot zo’n 12000 jaar geleden veranderde het klimaat. Dat was onder andere gunstig voor de ontwikkeling van een aantal voorlopers van de huidige voedingsgewassen, zoals tarwe, rogge en erwten. Groepen jagers-verzamelaars leerden deze gewassen kennen als voedzaam en begonnen veldjes met bijvoorbeeld graan vrij te houden van andere planten. Niet dat ze hier gelijk boerderijen begonnen, na het onderhoud aan zo’n veldje trokken ze weer verder om er een paar maanden later terug te komen en de resultaten te oogsten. Het was geen vervanging maar wel een mooie aanvulling op hun dieet. Een duitse professor denkt dat een behoefte aan bier een beslissend duwtje heeft gegeven in het ontstaan van de landbouw: een groep jagers-verzamelaars ontdekte dat een bepaalde bewerking van graan een brouwsel opleverde met aangename effecten op de gemoedstoestand, waarna men dit ging gebruiken voor spirituele bijeenkomsten.

Tegelijk leverde technologische ontwikkeling, misschien een wat groot woord voor de ontdekking van het pottenbakken en de verbetering van stenen gereedschappen, meer mogelijkheden op voor het bewaren van zaden en het bewerken van grond en gewas. Het gevolg van deze gunstige omstandigheden en ontwikkelingen was een bevolkingsgroei onder de jagers-verzamelaars. Een groei die zo sterk was dat het de bestaansmogelijkheden onder druk zette. Er zijn bijvoorbeeld aanwijzingen dat in deze periode gazellen door overbejaging uit het Midden-Oosten zijn verdwenen.

Tags: , ,

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.